Over dit
werk

Object details

Titel: 
Altaarstuk van de gilde van de oude voetboog
Datum: 
1590
Medium: 
olieverf op paneel
Afmetingen: 
368,4 × 594,2 cm, 429,6kg
Inventaris nummer: 
72-76

Meer over dit werk

In 1585 werd Antwerpen heroverd door Alexander Farnese, hertog van Parma en neef van de Spaanse koning Filips II. Naast de emigratie van veel protestanten leidde de herovering ook tot een nieuwe artistieke bloei. De kerken, die door de beeldenstorm en het calvinistische bewind waren beschadigd en leeggehaald, moesten van het nieuwe katholieke bestuur opnieuw opgeluisterd worden om ze geschikt te maken voor de katholieke eredienst. Alle gilden en ambachten werden ertoe verplicht hun altaren te herstellen of, wanneer ze vernield waren, nieuwe op te richten. In de productie van nieuwe altaarstukken speelde Maerten de Vos gedurende de eerste twintig jaar na de ‘Val van Antwerpen’ een belangrijke rol. Voor de schuttersgilde voltooide hij in 1590 het monumentale Altaarstuk van de Gilde van de Oude Voetboog.
Op de nieuwe gildealtaren kregen de patroonheiligen van de gilden, zeker in het begin een belangrijke plaats. De patroonheilige van de gilde van de Oude Voetboog was Sint-Joris. In dit altaarstuk worden scènes uit zijn leven gecombineerd met Bijbelse motieven. Het grootste gedeelte van het centrale paneel wordt ingenomen door de verrezen Christus die triomfeert over de zonde en de dood, gesymboliseerd door de draak en de schedel waarop hij staat. De gekruiste wereldbol en de staf verwijzen naar zijn heerschappij. Aan zijn voeten houden Petrus en Paulus elk het Nieuwe Testament vast. Ook de teksten op de geopende bladzijden (Handelingen 2:17-24 en Romeinen 6:8-14) hebben betrekking op de verrezen Christus en de leer van de verlossing. Helemaal links zien we Sint-Joris en rechts de prinses van Silcha die, net zoals het lam, door hem van de draak werd gered. Het lam rechts en de globe links van haar duiden haar als Ecclesia, de Kerk.
Leo Wuyts wees erop dat ook de voorstellingen op de luiken, zowel aan de binnen- als buitenkant, teruggaan op de belangrijkste momenten uit het leven van Sint-Joris. Wanneer het drieluik gesloten is, wat vroeger meestal het geval was, vormen de voorstellingen op de achterkanten van de luiken één geheel. Op de achterkant van het linkerluik is Sint-Joris een ridder op een onstuimig zwart paard. Hij heeft net de draak overwonnen die de stad Silcha bedreigde. Om het beest rustig te houden kreeg het dagelijks een lam en een kind te eten. Op een dag was de prinses van Silcha aan de beurt, maar zij ontsnapte aan haar lot omdat Joris, in naam van Jezus en onder Gods hoede, de keel van de draak met zijn lans doorboorde. Op de achterkant van het rechterluik zien we de prinses van Silcha die de getemde draak, mak als een hondje, aan haar gordel terug meeneemt naar de stad. Vervolgens bekeert de koning van Silcha zich tot het christendom en laat hij zich, net als de rest van de bevolking, dopen. Ook laat hij uit dankbaarheid een kerk bouwen ter ere van Onze-Lieve-Vrouw. Deze twee scènes zijn respectievelijk op de binnenkanten van het linker- en rechterluik voorgesteld.
In de afgebeelde scènes en personages, waarbij de rechtgelovige en strijdbare christen en de ware kerk triomferen over het monster van de ketterse dwaalleer, worden vaak allusies gezien op de godsdiensttroebelen die zich kort voor het ontstaan van het altaarstuk in Antwerpen afspeelden.

Verwervingsgeschiedenis

Altaar van de oude voetboog in de Onze-Lieve-Vrouwekerk, Antwerpen, 1590-1798; zijluiken op de ambachtskamer van het gilde, 1718-1789; Ecole Centrale du Département des Deux-Nèthes, Antwerpen, 1798; overgedragen aan het museum door de Ecole Centrale du Département des Deux-Nèthes, 1810.

overgedragen door: Ecole Centrale du Département des Deux-Nèthes, 1810

Copyright en legaal

Deze afbeelding mag gratis gedownload worden. Voor professioneel gebruik of meer informatie kun je het contactformulier invullen. Lees hier meer.